Lied van de maand januari: Lied 305; Alle eer en alle glorie
Over de tekst Lied 305 is deze maand het lied van de maand. “Alle eer en alle glorie” willen we een aantal keer met elkaar zingen. Het is een lied uit de categorie van de Kyrië- en Glorialiederen en in dit geval behoort het tot de Gloria-liederen. Van oorsprong komt het Gloria uit het getijde gebed en wel het morgengebed. Het klassieke Gloria kennen u en ik het best in de vorm van het “Ere zij God”. Het is deze tekst van het lied van de engelen dat de kern vormt van de vele Gloria’s. Veel van deze liederen bezingen de drie-eenheid en hebben dus drie coupletten. (Een enkeling heeft er vier als er ook nog een meer algemeen couplet is, bijvoorbeeld 302) Lied 305 werd in 1987 geschreven door Sytze de Vries. Het klassieke Gloria vormt de basis van de eerste strofe. De naam van God wordt geëerd. De naam van de openbaring, die zowel de nabijheid als de afstand aanduidt. We kennen God bij name, maar spreken zijn naam niet uit. En ook is de naam die God bekend maakt aan Mozes raadselachtig. In de tweede zin horen we van de vrede voor de mensen van zijn welbehagen. Vrede over ons bestaan. Deze strofe sluit af met een bede om ontferming en verbindt dit Gloria zo met het Kyrië. Het gebed om ontferming. In de tweede strofe wordt de Zoon bezongen met beelden uit de Hebreeënbrief, waarin Christus ook de erfgenaam wordt genoemd. In Christus en zijn genade krijgen ook wij een nieuw bestaan, een nieuwe identiteit, een nieuwe naam! Dat de Zoon licht uit licht is verwijst naar de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. Het is dit licht dat onze bron wil zijn. In de derde strofe zingen we de Geest de lof toe. Verbonden met de Geest zijn de beelden van adem en eenheid. Het is de Geest waarin God ons nabij is en ons geloof voedt. Het is de Geest die ons de woorden geeft om te spreken en te zingen van de geheimenissen van God. Bron: Liedboekcompendium.nl
Over de melodie De melodie is van de hand van Willem Vogel, de bekende cantor/organist van de Oude Kerk in Amsterdam. Ook in liedboek ‘73 stonden diverse melodieën van hem, zoals “wij moeten Gode zingen” en “wat zijn de goede vruchten”. Tijdens zijn werkzaamheden in Amsterdam werkte hij samen met Sytze de Vries (dominee en dichter), vandaar dat in Liedboek 2013 diverse liederen te
vinden zijn, waar hun beider namen bij staan. De melodie van het Glorialied bestaat uit 6 regels, waarvan regel in tot en met 4 sterk op elkaar betrokken zijn. Regel 1 en 3 en in mindere mate, regel 2 en 4 lijken op elkaar. De laatste twee regels (5 en 6) zijn duidelijk anders, mede door de vijfde regel die in twee korte regels van drie lettergrepen uiteen valt. De melodie is niet bijzonder moeilijk om te zingen. De enige lastige noot, is de laatste noot van de derde regel: de grote sprong (naar de lage e) is er een om in de gaten te houden bij het zingen!
1. Alle eer en alle glorie geldt de luisterrijke
Naam!
Viert de vrede die Hij heden uitroept over ons
bestaan.
Aangezicht vol van licht,
Zie ons met ontferming aan!
2. Alle eer en alle glorie geldt de Zoon, de
erfgenaam!
Als genade die ons toekomt is Hij onze nieuwe
naam.
Licht uit licht, vergezicht, steek ons met uw
stralen aan!
3. Alle eer en alle glorie geldt de Geest die
leven doet,
die de eenheid in ons ademt, vlam, die ons
vertrouwen voedt.
Levenszon, liefdes bron, maak de tongen los
voorgoed!
Februari/ maart: Lied voor de 40-dagentijd; Vertel het maar Als gemeente willen we de komende veertigdagentijd samen met de kinderen een lied zingen. "Vertel het maar" de zondagsschool methode heeft een lied laten maken op de melodie van ELB 427 "De Heer is waarlijk opgestaan" De tekst Iedere week zingen we een nieuw couplet gebaseerd op de Bijbeltekst van de week. Bijbellezingen die verbonden zijn door het thema " De nieuwe schepping" De schepping waar we met Pasen naar uitzien en toeleven. Omdat we op 18 februari de scholendienst vieren beginnen we een weekje later. Op 25 februari staat uit Marcus 9, het verhaal van de verheerlijking centraal. De week erna volgt uit Johannes 2 de tempelreiniging, via de wonderbare spijziging (Johannes 6) en het verhaal van het tarwe dat in de aarde valt om op te staan (Johannes 12) komen we bij de intocht (Johannes 12) op de laatste zondag van de veertigdagen tijd. Op Pasen zingen we dan van de opstanding. De verhalen die bezongen worden staan in de kerk en de zondagsschool centraal.
De melodie is overbekend en behoeft geen uitleg.
“Aan de Stormwind” Lied 679
Komende weken willen we met elkaar een pinksterlied zingen. Het lied “Aan de Stormwind” van de hand van Tom Naastepad. In het vorige liedboek was het lied bekend onder nummer 248. In het liedboek ‘Zingen en bidden in huis en kerk’ heeft het lied een andere melodie gekregen, maar daarover straks meer.
Tekst
In de verschillende strofen van het lied horen we van de Geest die gestuit wordt. Er zit beweging in. De Geest die ons overvalt is gezonden door de Vader (vers 2) en door de Zoon (strofe 3). In de tweede strofe horen we van de schepping, in de derde van Pasen. In de vierde en vijfde strofe van het lied horen we met wat voor een geweld het komen van de Geest gepaard gaat. Hier is sprake van kracht, de gedrevenen die tongen los slaat! Het komen van de Geest zet ons in beweging en dat is dus ook niet alleen maar comfortabel. Hij breekt in. En als de Heilige Geest komt dan dreigen we te sterven (vers 6). Wie kan de ontmoeting met God aan?
In vers 7 volgt een gebed of wij het komen van de Geest mogen overleven, en of hij ons nabij is in de troost!
Muziek
In het Liedboek 73’ was de tekst van Tom Naastepad voorzien van een melodie door Adriaan C. Schuurman. Als ik voor mijzelf spreek: ik vind het jammer dat deze melodie het Nieuwe Liedboek niet heeft gehaald. Mijns inziens was er sprake van een zeer gelukkig huwelijk tussen tekst en melodie. Maar kennelijk vond men de melodie te weerbarstig en is er daarom de keuze gemaakt: de tekst willen we behouden, maar met een andere melodie. De ‘nieuwe’ melodie is die van een Iers Volkslied. De melodie is vernoemd naar de streek met de naam “Wicklow”, het is een streek aan de oostkust van Ierland, ten zuiden van Dublin. Wicklow is de melodie waarop de dichter zijn tekst in eerste instantie had geschreven. De melodie is zoals je die van een volkslied kunt verwachten: eenvoudig en helder van structuur. De eerste en derde regel zijn exact gelijk aan elkaar. Verder is de laatste regel, de enige regel waarin een lange noot voorkomt, goed opletten dus. Het lied moet met een zekere gedrevenheid en geestdrift gezongen worden, dus niet te langzaam. Dat vraagt alertheid bij het zingen van de ‘snelle nootjes’ in met name regel 1 en 3.
1 Geweldige, gedreven wind,
die valt met groot gedruis,
die rukt aan muren, dak en bint,
gij vult dit huis.
2 Uw overdaad van adem stuwt
het water voort met macht,
wat God wil bouwen wordt opnieuw
tot stand gebracht.
3 Wat God wil bouwen is gezaaid
en door de dood gegaan
en dat zal kiemen waar Gij waait,
als levend graan.
4 Geweldige, Gij vult dit huis
en slaat de tongen los,
Gij maakt ons vurig dat het bruist
als jonge most.
5 Gedrevene, uw teugel breekt
geliefde banden stuk
en al wat onontbeerlijk leek
wordt ons ontrukt.
6 Wie zal verduren wat U drijft
en wie begeert uw lust:
Gij wakkert aan en gaat te lijf
en kent geen rust.
7 Gij, die niet te bedaren zijt,
laat ons toch tot de oogst,
o storm van vuur en tederheid
niet ongetroost!
Liedboek voor de Kerken 1973
Lied 274 Wij komen hier ter ere van uw naam
Dit lied is van de hand van Hanna Lam. Haar kennen we vooral van de kinderliederen
uit de bundel ‘Alles wordt nieuw’. Hier hebben we te maken met een lied voor de hele
gemeente. Het is een lied dat niet voor niets te vinden is in de categorie ‘aanvang’.
Het is een lied geschikt voor het begin van de dienst. In het eerste vers bezingen
we de toenadering tot de Heer. Bij hem schuilen we, zoeken we warmte. In het tweede
en derde vers worden Kyrië (Het Heer ontferm u!) en Gloria bezongen. Het rijmschema
is eenvoudig (aa, bb) evenals de tekst, maar met die eenvoudige woorden worden mooie
beelden opgeroepen. Mij spreekt het gebed om Gods glimlach over ons bestaan aan.
1. Wij komen hier ter ere van uw naam
rond de verhalen die geschreven staan,
wij schuilen weg als vogels in het riet
zoekend naar warmte, naar een ander lied.
2. Ontferm u God, kyrie eleïson,
wees ons nabij, kijk speurend naar ons om,
kom met uw vrede, uw barmhartigheid,
zonder U raken wij de liefde kwijt.
3. Wij zingen samen van uw gloria,
dank voor het leven, dank U voor elkaar,
geef ons uw geestdrift, vuur ons leven aan,
leg zo uw glimlach over ons bestaan.
Lied 434; Daar komt een schip geladen
Komende weken richting Kerst willen we met elkaar een aantal keer het lied “Daar
komt een schip, geladen”, zingen. Mijn eerste associatie met deze openingsregel heeft
met een ander feest van onze kalender te maken. Dit lied bezingt echter niet de goedheiligman,
maar allereerst de moeder Gods.
Over de tekst
Het lied is samengesteld uit twee delen. De eerste twee coupletten komen van een
Marialied dat waarschijnlijk in de 14de eeuw geschreven is door, of in de geest van
de mysticus Johannes Tauler te Straatsburg. Dit lied werd ingekort en aangevuld door
de 16e eeuwer Sundermann. Hij voegde waarschijnlijk de delen over Kerst, Goede Vrijdag
en Pasen persoonlijk toe.
Het lied begint met het beeld van een schip, dit schip is een beeld voor Maria. Zij
is degene die ook letterlijk vol is van Gods zoon. God komt via Maria naar ons toegevaren
over de oceaan die hemel en aarde scheiden. Wanneer het schip aan wal komt reikt
de Zoon ons de hand.
Zo wordt in een nieuw beeld het verhaal van de incarnatie (menswording van Jezus)
bezongen. De dichter blijft niet bij het lieve kindje steken maar vertelt ons direct
ook wie deze Zoon is, de Heiland van het heelal. Wil je deel aan Hem krijgen is ‘kindje
wiegen’ niet voldoende, je wordt geroepen met hem te lijden en te sterven.
Over de melodie
De melodie van het lied is afkomstig uit Duitsland en werd begin 17e eeuw gepubliceerd,
wie precies de componist van het lied is, is niet bekend. De melodie bestaat uit
twee delen die zeer van elkaar verschillen. Het verschil zit met name in de ritmiek.
Deftig gezegd: de eerste twee regels zijn geschreven in een ternaire maatsoort, de
laatste twee regels in een binaire maatsoort.
Eenvoudiger gezegd: in de eerste twee regels is er sprake van driedeligheid en in
de laatste twee regels van tweedeligheid.
Regel 1 en 2 bestaan voornamelijk uit afwisselend, een korte en een lange noot; ze
vormen samen een groep van drie tellen.
Dit beeld verandert plotsklaps in de derde regel; daar zijn voornamelijk kwartnoten
te zien, die groepen van twee noten vormen.
Deze plotselinge verandering in het ritme is meteen de grootste uitdaging bij het
zingen; extra alertheid is dus geboden!