Protestantse gemeente
te Mijnsheerenland
1 Toen Jezus bij het water kwam,
waar Hem Johannes wachtte,
werd Hij gedoopt, het zuiver lam,
de volheid der geslachten.
Hij daalde neer in de Jordaan,
badwater onzer zonden.
Zijn leven neemt ons sterven aan,
zijn bloed heelt onze wonden.
Zijn sterven is ons leven.
2 Dit is Gods wil; het water is
niet water slechts, is leven.
Zo zegt ons het getuigenis
door woord en Geest gegeven.
Gods stem weerklinkt: dit is mijn Zoon,
mijn lam, mijn welgevallen,
een mensenwoord, een mensenloon,
de waarheid voor ons allen,
diep in ons hart geschreven.
3 Zo teder als een mens kan zijn,
zo staat de Zoon des mensen,
de Zoon van God hier jong en rein,
ons bidden en ons wensen
vervullend met aanwezigheid.
Een stem, een duif daalt neder.
O heilige Drievuldigheid,
op aarde schoon en teder,
o God aan ons gegeven.
Januari 2017: Lied 522 Toen Jezus bij het water kwam
Over de tekst
in het liedboek uit 1973 kenden we dit lied onder nummer 165, gek genoeg
is het bij mijn weten nooit doorgedrongen tot de “canon van de
gemeente”. Andere doopliederen zijn daar beter in geslaagd. Toch
verdient lied 522 een nieuwe kans; zeker in dit jaar van reformatieherdenking waarin Luther veel aandacht zal krijgen.
Onlangs heb ik dit lied gebruikt om met doopouders over de doop te
spreken. Luther bespreekt in het Duitse origineel, in 7 strofen de
betekenis van de doop. Lang niet in alle gevallen is het erg geslaagd om theologie op noten te zetten, maar hier is het wonderlijk goed gelukt. Jan Willem Schulte Nordholt vertaalde en verkortte het lied waarbij het iets van zijn scherpte verloor, maar nog altijd zeer de moeite waard is.
In de eerste drie strofen horen we het verhaal van Jezus die bij de Jordaan komt om zich te laten dopen. In deze doop kiest de levende Heer ervoor om ons sterfelijke leven aan te nemen. Hij deelt in ons bestaan, zodat wij in Zijn dood en leven mogen delen.
In de tweede strofe vinden we de verbintenis tussen woord en sacrament die voor de reformator van groot belang is. Water is niet zomaar water, ook geen bijzonder water, maar door het woord wordt het tot bron van leven.
In de vierde strofe van ons lied vinden we de grote vondst van Luther en de kerkhervorming: dat wij zonder eigen inspanning gered worden door genade van God alleen. Het water van de doop vertelt ons dit. Aan de doop mogen we ons vasthouden, ook in ons geloven. Niet onze prestaties doen er toe; dat we gedoopt zijn betekent een einde aan de twijfel. Ik hoor bij God, ik ben vergeven en ik mag leven als een nieuwe Adam.
De melodie
Dit lied is een zogenaamd “eenmanslied”, dat wil zeggen dat de tekst en melodie gemaakt zijn door dezelfde persoon, in dit geval Maarten Luther.
De melodie is wellicht de reden dat dit lied nooit echt is “doorgebroken”. De bekende kerkmusicus Willem Vogel schrijf hierover: “Een melodie waarvoor men wel even goed moet gaan zitten, d.w.z. de rug los van de leuning! Zij vraagt namelijk een volle stem en lange adem en moet zonder haast gezongen worden; voor wie dat doet is het loon groot!”
Mogelijk heeft Luther de melodie eerst voor een andere tekst gebruikt; toen deze tekst een andere melodie kreeg, kwam deze melodie vrij. Luther dichtte er toen de tekst van dit dooplied op.
De vorm van de melodie is er een die we vaker bij Luther vinden (maar ook bij Psalmmelodieën, zie psalm 68): Regel 1 en 2 zijn gelijk aan 3 en 4. Bij regel 5 begint er een nieuw gedeelte, waarbij het hoogtepunt ligt in regel 6. Typerend is verder de uitbundige laatste regel (vertoont gelijkenis met regel 6).
Bij het zingen is belangrijk goed te letten op de regels die beginnen met een korte noot (met ervoor een rust).
Lied van de maand 2017
4 Gij zegt het zelf: wie op U hoopt
dit moet de wereld horen
wie U gelooft, in U gedoopt,
die is uit U geboren.
En zonder werken van de wet,
en zonder macht'loos pogen,
wordt hij gereinigd en gered
en staat hij voor uw ogen,
voltooid en zonder zonden.
5 Als 't oog alleen het water ziet,
zoals het wordt vergoten,
dan weet het hart en twijfelt niet,
wat daarin ligt besloten.
Wij worden in uw dood gedoopt.
Door U voorgoed vergeven,
staat Adam stralend op en loopt
terug in 't eeuwig leven,
het paradijs hervonden.
Beluister HIER de melodie
Maart 2017: Lied van de maand, Lied 543 Gij zijt in glans verschenen
De tekst
Woensdag 1 maart is de veertigdagentijd begonnen met de Aswoensdag. Zes zondagen lang zullen we stil staan bij Jezus lijden. In deze periode willen we een nieuw lied zingen. We zingen lied 543 ‘Gij zijt in glans verschenen’ een lied van Gabriël Smit. Deze katholieke dichter maakte dit lied in de jaren 50 van de vorige eeuw. Het is gedicht voor de zondag van de verheerlijking op de berg, dit is de tweede zondag in de veertigdagen periode.
In gezelschap van drie leerlingen veranderde Jezus van gedaante, zijn gezicht straalde
als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. Plotseling verschenen aan hen
Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren.’(Matteüs 17,2-
De melodie
De melodie van Liedboek 543 is van Herman Strategier (1912-
kennen hem vooral van zijn melodie bij het lied “Heer, herinner u de namen”. Hij schreef zijn muziek vaak ‘op verzoek’ en had bij het
componeren altijd de mensen voor ogen voor wie hij schreef. Dit geldt ook voor dit lied van zijn hand. Als de gehele gemeente (het volk) moet
gaan zingen, moet je het hun niet te lastig maken.
De melodie bestaat uit vier lange regels. Deze staan in het Liedboek genoteerd in acht korte regels. De regels 1, 3 en 7 zijn identiek, net
zoals de regels 2, 4 en 8. Alleen regel 5 en 6 wijken af; daar bereikt de melodie (zoals vaak gebeurt na de helft van een lied) zijn hoogste
toon. Door deze bondige structuur is dit lied eenvoudig aan te leren.
1.Gij zijt in glans verschenen, verschenen voor altijd.
Hoe ook in dood verdwenen, ons straalt uw heerlijkheid.
Hoe bitter ook de pijnen door ons U aangedaan,
Gij blijft in glans verschijnen, ziet ons in glorie aan!
2.Uw marteling, uw lijden, in aller wereld nood,
uw kruisgang door de tijden, uw dagelijkse dood:
Het straat voor onze ogen, het glanst uit alle pijn.
Aan haat en hoon onttogen blijft Gij onz' glorie zijn!
3.Gij zijt in glans verschenen, verschenen voor altijd.
Gij wilt uw kruis ons lenen als licht van eeuwigheid.
Geen ondergang kan dreigen of heerlijk rijst uw beeld
en doet ons mee ontstijgen in glans die alles heelt.
Christus lag in de dood terneer,
Geveld door onze zonden,
Maar Hij verrees, Hij is de Heer,
De dood is overwonnen.
Vrolijk willen wij nu zijn,
De Heer van harte dankbaar zijn
En zingen halleluja,
Halleluja.
Geen mens die ooit de felle dood
kon stuiten of bedwingen,
Hij kreeg zijn macht door onze schuld,
geen onschuld was te vinden.
Luid klinkt in het doodsgebied
de luisterrijke profetie
die spreekt van een bevrijder,
Halleluja.
In zijn geliefde Zoon is God
als mens tot ons gekomen,
heeft onze zonde, onze dood,
geheel op zich genomen,
ja, zijn evangeliewoord
zegt ons dat aan de wrede dood
de angel is ontnomen,
Halleluja.
Het was een weergaloos gevecht,
het deed de aarde beven,
de strijd werd vorstelijk beslecht,
de vorst liet zelf het leven.
Wonderlijk is het en groots,
de Davidszoon heeft door zijn dood
de doodsvijand verslagen,
halleluja.
Het ware paaslam is geslacht
en zonder klacht gestorven,
de offerande is gebracht,
de vrede is verworven.
Aan de deurpost spreekt het bloed
ons van genade, God is goed,
zijn dag licht aan, zingt vrolijk
Halleluja.
Wij zijn hier op het hoge feest
met grote vreugd tezamen,
de zon die ons zozeer verheugt
is Hij, de Opgestane.
Christus, onze eer en roem,
heeft glorierijk al onze doem
en duisternis verdreven,
Halleluja.
Het heilige feestmaal van het Lam
Verhoogt de vreugd van Pasen.
Het oude zuurdeeg, doe het weg,
Wij zijn in Hem herschapen.
Christus wil de maaltijd zijn,
Hij voedt de ziel met brood en wijn,
Wij delen in zijn leven,
Halleluja.
Lied van de maand april 2017, Lied 618 Christus lag in de dood terneer
De tekst
Vanaf de Pasen willen we een nieuw lied zingen. Het betreft lied 618, één van de vroege liederen van Maarten Luther. Christus lag in de dood terneer, is een lied geïnspireerd op een lied dat we onder 613 vinden in het liedboek. Dit lied gaat terug tot de tweede helft van de middeleeuwen. Luther past het lied aan en maakt van het lied een meer onderwijzend lied. Het hele paasverhaal en Luthers dogmatisch verstaan van Pasen komt langs. Bij dit alles blijft de lofprijzing die het karakter bepaald bewaart.
In het liedboek voor de kerken 1973 vinden we een vertaling van Ad den Besten onder nummer 203. De huidige redactie vond dit lied qua taal wat ouderwets en soms wat ver afstaan van het Duitse origineel. Jaap Zijlstra werd gevraagd een nieuwe vertaling te maken.
In de eerste strofe van het lied vinden we een soort van samenvatting vooraf. Hierin is gelijke aandacht voor het Pasen van het kruis en dat van de opstanding zoals dat past in de theologie van Luther. De volgende verzen vertellen het verhaal, (2) over de dood, (3) over de bevrijder, (4) over de strijd van de Davidszoon, (5) over het paaslam dat is geslacht, De verzen 6 en 7 zingen over het grote feest van de opstanding waar alles op uitloopt.
De vierde en vijfde strofe zijn geïnspireerd door het lied Victimae paschili laude, (lied 615)
De melodie
Ook de melodie is van de hand van Luther. Hij liet zich hierbij inspireren door de Gregoriaanse paassequens “Victimae pascali Laudes”, die hij ongetwijfeld kende vanuit zijn katholieke achtergrond. Trouwens ook in de melodie van de (Geneefse) psalm 80 klinkt die paassequens nog door.
De melodie bij lied NLB 681 (in het Duits “Christ lag in Todesbanden”) is door de eeuwen heen een onuitputtelijke bron van inspiratie geweest voor componisten. Johann Sebastian Bach schreef een magistrale cantate (BWV 4) met de tekst en melodie van dit lied als uitgangspunt.
De melodie van lied 618 is grofweg op te delen in twee gedeeltes: regel 1 t/m 4 en regel 5 t/m 8. In de eerste helft, zijn regel 1+2 en regel 3+4, exact gelijk.
De tweede helft van het lied wordt gekenmerkt door de hoge noot in de zesde regel; daar breekt de paasjubel pas echt los!
Let bij het zingen vooral op de regels die beginnen met een rust en vervolgens een korte noot, zie: regel 6 en 7.
Lied van de maand mei: Lied 1005 “Zoekend naar Licht”
Over de tekst
We hebben hier te maken met een lied van Engelse oorsprong met de titel “Christs be our Light”. Dit Engelse lied werd gedicht voor de periode van Advent en zingt van het verlangen naar het licht.
In de Nederlandse vertaling van Elly Zuiderveld (van Elly en Rickert) krijgt het
lied een meer diaconale spits. Het licht waarnaar gezocht wordt, heeft in de eerste
coupletten een wat algemenere naam: gesproken wordt over waarheid en kracht; hoop
en troost wordt in het Woord gezocht.
Concreter vorm krijgt het Licht in de latere
verzen. Daar spreekt de tekst over, dat wij worden tot het brood en water voor hongerigen
en dorstigen. Wij worden tot schuilplaats voor hen die zoeken naar een plek om te
schuilen. In het lied bidden we, om dat te worden wat de mensen om ons heen nodig
hebben; om te delen van het vele dat ons is geschonken.
Wanner je deze woorden zingt, is het goed om eens concreet na te denken: wil je dit werkelijk bidden en hoe ziet dat er voor u/ons concreet uit? Neem je jezelf werkelijk serieus, dan is dit een behoorlijk heftige tekst.
Over de melodie
De melodie bij lied 1005 is gemaakt door Bernadette Farrell. Zij dichtte ook de Engelse
tekst, lied 1005 is dus een van de weinige voorbeelden van een “eenmanslied”.
Bernadette
Farell studeerde aan het “Kings College” in Londen en is een van de oprichtsters
van St. Thoams More Group, een groep van Katholieke componisten. In haar werk toont
ze een sterke sociale betrokkenheid, met accent op vrede en gerechtigheid. Dit aspect
komt in de tekst van Lied 1005 ook sterk naar voren.
De melodie bestaat uit 8 regels:
Een couplet van 4 regels en een refrein van 4 regels.
Het karakter van de melodie
voor het couplet is ingetogen, de melodie van het refrein is veel intenser en geeft
zo op een mooie manier uitdrukking aan de uitroep: Christ be our Light!
In het refrein
worden de woorden “Christus ons Licht” (Engels: Christ be our Light) onderstreept
door vooral lange noten. De overige regels in zowel het couplet als het refrein hebben
nagenoeg hetzelfde ritme.
Regel 1 en 2 van het couplet lijken sterk op elkaar; en
daar zit ook meteen de moeilijkheid! Let bij het zingen vooral op het slot van de
1e en 3e regel van het couplet: daar staat eerst een korte en daarna een lange noot
(niet andersom dus!).
1.Christus lag in de dood terneer,
Zoekend naar licht hier in het duister,
zoeken wij U, waarheid en kracht.
Maak ons uw volk, heilig, vol luister,
schijn in de donkere nacht.
Refrein:
Christus, ons licht, schijn door ons heen,
schijn door het duister.
Christus, ons licht,
schijn ook vandaag, hier in ons huis.
2. Zoekend naar rust zijn wij vol zorgen
zoekend naar hoop, troost in uw woord.
Spreek door ons heen tot de verdrukten,
zo wordt uw stem gehoord.
3. Zoekend naar brood lijden zij honger,
zoekend naar water lijden zij dorst.
Maak ons uw brood, breek ons voor allen,
U bent de vredevorst.
4. Zoekend naar troost zijn velen dakloos,
zoekend naar warmte zijn velen koud.
Maak ons een huis van levende stenen,
schuilplaats door U gebouwd.
5. Met zoveel gaven aan ons gegeven,
voor zoveel leed, zoveel gemis.
Maak ons uw dienaars, leer ons te delen,
totdat uw rijk hier is.
Lied van de maand juni: Lied 827, Mensen wij zijn geroepen om te leven
Komende weken willen we ons verheugen in het zingen van lied 827. Dit is een lied van Willem Barnard en stond ook in het Liedboek voor de Kerken (1973) onder nummer 94. Ik denk dat we het niet veel gezongen hebben, voor mij was het tot nu althans niet bekend. Het lied kent de melodie van psalm 12.
Kijken we naar de tekst van het lied; Barnard zegt zelf dat psalm 110 en haar melodie
een inspiratie vormde evenals de tekst van Galaten 3: 16-
1 Mensen, wij zijn geroepen om te leven!
Hoog is de hemel boven ons verstand
en onder onze voeten hier beneden
de goede grond, het groene moederland.
2 God onze toekomst, God is onze Vader,
Hij is het licht voor onze dagen uit.
De hele wereld leeft van zijn genade,
Hij gaf de aarde en Hij geeft de tijd.
3 Abraham heeft Hij eerst zijn woord gegeven,
dat als een zaad ontkiemde in zijn zaad,
om zo de toekomst tegemoet te leven
wanneer de grote oogst te velde staat.
4 Ja, wij zijn allen zonen der belofte,
kinderen van de dag die komen zal,
als Hij, de Zoon, de Zon, daalt uit de hoogte,
roepend van recht en vrede overal!
Liedboek voor de Kerken 1973
1 Mensen, wij zijn geroepen om te leven!
Hoog is de hemel boven ons verstand
en onder onze voeten hier beneden
de goede grond, het groene moederland.
2 God onze toekomst, God is onze Vader,
Hij is het licht voor onze dagen uit.
De hele wereld leeft van zijn genade,
Hij gaf de aarde en Hij geeft de tijd.
3 Abraham heeft Hij eerst zijn woord gegeven,
dat als een zaad ontkiemde in zijn zaad,
om zo de toekomst tegemoet te leven
wanneer de grote oogst te velde staat.
4 Ja, wij zijn allen zonen der belofte,
kinderen van de dag die komen zal,
als Hij, de Zoon, de Zon, daalt uit de hoogte,
roepend van recht en vrede overal!
Liedboek voor de Kerken 1973
1. Loof God voor de vruchten van boomgaard
en land,
Loof God voor de boer, op vooruitgang
gebrand.
De oogst met de hulp van machines volbracht,
Geduldig gedaan met verenigde kracht.
2. Loof God voor de vruchten van over de
zee,
van ver nemen schepen de oogst met
zich mee:
verzonden door buren, hun naam onbekend,
gegeven door God die ons allemaal
Kent.
3. Loof God voor de vruchten uit aarde en
mijn,
ze worden bewerkt tot ze handelbaar
zijn:
voor olie, voor ijzer, voor steenkool en
goud,
loof God die ze geeft omdat Hij van ons
Houdt.
4. Loof God voor de vruchten van kennis
en brein,
de drang tot ontdekken van wat er kan
zijn:
voor dromen en daden en alles dat leidt
tot een wereld van hoop en van menselijkheid.
5. Loof God voor de vruchten van liefde
alom,
van leiders naar volgers maar ook
andersom:
dat ieder geleid wordt, geduldig en goed,
naar vrijheid en dat men zal worden
gevoed.
6. De hemel spreekt, de aarde lacht
nu jong en oud een toekomst wacht!
Maria zingt de woorden voor,
wij stemmen in en zingen door!
7 Het eerste woord dat uit de mond
van priester Zacharias komt,
zet iedereen tot zingen aan
hoe God met mensen is begaan.
8 Dit is het, wat Hij heeft beloofd:
Ik zend een vuur dat nooit meer dooft,
een licht dat schijnt, een zon die straalt
en over alle donker daalt.
9 Een engel spreekt, een herder ziet
het donker wijken voor een lied.
En even staat door dit bericht
de aarde in een hemels licht!
10 De hemel zingt de aarde voor.
En samen vormen wij het koor
dat God alleen de glorie zingt
omdat zijn licht de nacht bedwingt!
1 Een engel spreekt een priester aan.
Wil hij het goede nieuws verstaan?
Omdat hij niet geloven kan
wordt hij een sprakeloze man.
2 Soms staat de hemel op een kier:
een bode van de Heer komt hier
verrast ons met een blij bericht,
en zet de aarde in het licht!
3 Een engel spreekt een meisje aan,
hij groet haar, noemt haar bij haar naam:
God kiest jou als zijn liefste uit,
voor Hem ben jij de ware bruid!
4 De hemel spreekt, Maria hoort,
zij geeft zich over aan dat woord.
Daarom zal zij de moeder zijn
van Gods geheim, een kindje klein!
5. Maria wordt verheugd begroet
Als zij Elisabeth ontmoet.
Want blij verwachten zij het kind
Waarin God zelf behagen vindt
!